|
Kleppen en koeling
|
Kleppen
en afstelling zijn voor een groot deel bepalend voor het vermogen dat de
motor kan leveren. Een slechte afstelling geeft meteen al
vermogensverlies of in het ergste geval verbrande kleppen. Goed
ingeslepen kleppen en hardstalen klepzittingen bepalen in grote mate een
langere levensduur van de motor.
|
|
|
Kleppen en koeling:
Kleppen zitten in een positie waarbij ze behoorlijk warm, zelfs heet
kunnen worden. Temperaturen van 800 graden Celsius zijn geen
uitzondering. Bij hogere temperaturen, en dat komt ook voor, bereiken
de kleppen temperaturen waarbij het ijzer gaat smelten. We spreken
dan van een verbrande klep. Om te voorkomen dat we in deze situatie
terecht komen moeten we aan een aantal voorwaarden voldoen. Voor ons
zelf betekent dit dat we de klepspeling in acht moeten nemen en de
ontsteking op tijd en dus in geen geval te laat afstellen.
Maatgevingen:
De constructeur van de motor heeft ook zijn best gedaan om de klep
te behoeden voor hoge temperaturen. Daarom moet de klep precies
passen en de aanrakingsvlakken klep – cilinderkop aan bepaalde
maatgevingen voldoen. Hoe kleiner die aanrakingsvlakken hoe beter de
koeling. Wanneer een klep ingesleten is, wordt automatisch het
aanrakingsvlak groter. Het drukpunt per oppervlakte eenheid neemt
hierdoor af net als de koeling van de klep. Bij oudere motoren
bestaat dan ook de kans dat de kleppen kunnen verbranden ondanks de
goede afstelling van de kleppen en ontsteking. Bij de Traction motor
is deze kans groter dan bij moderne motoren omdat de cilinderkop,
waar de klep tegenaan komt, van gietijzer is gemaakt.
|
Inlaat- of uitlaatklep.
|
Gevarenzone:
Bij een rustige rijstijl kunnen we langer uit
de gevarenzone blijven voor wat betreft de kans op verbrande
kleppen. Wanneer er toch een koprevisie aan komt door slijtage, kun
je beter hardstalen klepzetels laten monteren. Hiervan zijn de
aanrakingsvlakken kleiner te slijpen en krijgen de kleppen daardoor
een betere afdichting en koeling. Vaak kunnen de oude kleppen nog
gebruikt worden.
Normaal gesproken verbrandt meestal de uitlaatklep. Maar er zijn
uitzonderingen want wat we zien op de foto rechts is een verbrande
inlaatklep.
|
Inlaatklep ingebrand.
|
Nieuwe
klep:
Dezelfde inlaatklep maar dan nieuw. Duidelijk zien we het verschil.
Denk niet dat de gladde rand het hele
aanrakingsvlak met de cilinderkop of klepzetel is want dat is niet
zo. Omdat te verduidelijken kijken we naar onderstaande afbeelding.
Hier zien we toepassing van een hardstalen klepzetel (lichtblauw)
met de diverse slijphoeken. Die slijphoeken voor een
gietijzeren kop zijn ongeveer hetzelfde.
Zelf de kleppen inslijpen:
Het zelf inslijpen kwam vroeger regelmatig
voor en is in deze tijd een beetje op de achtergrond geraakt.
Sommige onder ons willen zich nog wel hieraan wagen maar het vereist
toch wel wat vakmanschap en veel geduld. Het inslijpen van de
kleppen werd meestal met de hand gedaan met speciaal gereedschap.
Had je dit klusje na tevredenheid afgerond kon je na niet al te
lange tijd weer opnieuw beginnen. Dat had meestal te maken met door
de harde oppervlakte laag heenslijpen.
|
Inlaatklep nieuw.
|
A
is de correctiehoek buiten.
B is de klepzittingdraagvlak.
C is de klepzittingbreedte.
D is de correctiehoek binnen.
E is de klepzittinghoek.
|
|
|
De afmeting
C is afhankelijk van de grootte van de klep. Met
A en
D
kan dus de breedte C bepaald worden. Door gebruik van een gietijzeren
cilinderkop zal dus de breedte C sneller toenemen omdat dit materiaal
zachter is als klepzetel van hardstaal. Met de vroegere loodtoevoeging
aan de benzine werd dit slijtageproces enigszins vertraagd.
Loodtoevoeging had onder andere een smerende werking op klep en
klepzitting. |
Hardstalen klepzittingen:
Om een betere afdichting te bereiken, worden
in het materiaal van de cilinderkoppen hardstalen klepzittingen
ingeperst of ingekrompen, die uit hoog belastbare legeringen bestaan.
Het eigenlijke oppervlak (C),
waarmee de afdichting wordt bewerkstelligd, heeft een breedte van 1,5 mm
tot 2 mm. Er kan een nog betere afdichting worden bereikt door de
zittinghoek van de klepschotel en de cilinderkop ca. 1° te laten
verschillen. |
|